matera

Eindtermen 1e graad

8.1 De leerlingen onderbouwen een historisch referentiekader met structuurbegrippen, scharnierpunten en kenmerken van een periode.

Voorbeelden voor deze eindterm:

8.2 De leerlingen onderscheiden voor elk van de drie bestudeerde historische periodes kenmerken van samenlevingen evenals gelijkenissen en verschillen in kenmerken tussen samenlevingen uit elk van de verschillende periodes.

Voorbeelden voor deze eindterm:

8.3 De leerlingen illustreren beperkingen van de westerse periodisering.

Voorbeelden voor deze eindterm:

8.4 De leerlingen evalueren de context, betrouwbaarheid, representativiteit en bruikbaarheid van historische bronnen in het licht van een historische vraag.

Voorbeelden voor deze eindterm:

8.5 De leerlingen onderscheiden informatie in historische bronnen met inbegrip van gelijkenissen en verschillen hierin tussen historische bronnen, in het licht van een historische vraag en rekening houdend met reflectie over bronnen.

Voorbeelden voor deze eindterm:

8.6 De leerlingen vullen aan de hand van historische bronnen en vanuit een historische vraag op beargumenteerde wijze historische beeldvorming aan.

Voorbeelden voor deze eindterm:

8.7 De leerlingen beoordelen een historische redenering met behulp van de dimensies van het referentiekader.

Voorbeelden voor deze eindterm:

8.8 De leerlingen lichten binnen een gegeven probleemstelling de invloed van hun eigen standplaatsgebondenheid en die van anderen op historische beeldvorming toe.

Voorbeelden voor deze eindterm:

8.9 De leerlingen illustreren hoe mythevorming rond historische fenomenen historische beeldvorming vervormt.