
Eindtermen 2e graad (doorstroomfinaliteit)
8.1 (D) De leerlingen onderbouwen een historisch referentiekader door gebruik te maken van structuurbegrippen, scharnierpunten en kenmerken van een periode.
Voorbeelden voor deze eindterm:
- Actualisering verandering door boekdrukkunst
- Territoriale veranderingen van het Frankische rijk
- Structuurbegrippen aanleren in de context van de vroegmiddeleeuwse handel
8.2 (D) De leerlingen onderscheiden voor de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd kenmerken van westerse en niet-westerse samenlevingen, gelijkenissen en verschillen in kenmerken tussen samenlevingen, gelijkenissen en verschillen in kenmerken van samenlevingen uit vorige periodes, evenals kenmerken van interculturele contacten.
Voorbeelden voor deze eindterm:
- Inleefoefening slavernij in de vroegmoderne tijd
- Historische vragen stellen en beantwoorden over de pest
- Beeldvorming Vikingen
- Territoriale veranderingen van het Frankische rijk
- Structuurbegrippen aanleren in de context van de vroegmiddeleeuwse handel
- Versailles
8.3 (D) De leerlingen vergelijken de courante westerse periodisering met andere periodiseringen in tijd en ruimte.
Voorbeelden voor deze eindterm:
8.4 (D) De leerlingen evalueren de presentatie, de context, de betrouwbaarheid, de representativiteit en de bruikbaarheid van historische bronnen in het licht van een historische vraag.
Voorbeelden voor deze eindterm:
- Ontdekkingsreis Columbus: structuurbegrippen gebruiken en inleven
- Historische vragen stellen en beantwoorden over de pest
- Beeldvorming Vikingen
- Structuurbegrippen aanleren in de context van de vroegmiddeleeuwse handel
- Versailles
- De Spaanse furie
8.5 (D) De leerlingen onderscheiden informatie in historische bronnen met inbegrip van gelijkenissen en verschillen hierin tussen historische bronnen, in het licht van een historische vraag en rekening houdend met reflectie over die bronnen.
8.6 (D) De leerlingen vullen op beargumenteerde wijze historische beeldvorming aan vanuit een historische vraag en aan de hand van historische bronnen.
Voorbeelden voor deze eindterm:
- Ontdekkingsreis Columbus: structuurbegrippen gebruiken en inleven
- Inleefoefening slavernij in de vroegmoderne tijd
- Historische vragen stellen en beantwoorden over de pest
- Beoordelen beeldvorming Godfried van Bouillon
- Beeldvorming Vikingen
- Territoriale veranderingen van het Frankische rijk
- Versailles
- De Spaanse furie
- Verlichtingsprincipes – Franse revolutie
8.7 (D) De leerlingen beoordelen historische beeldvorming met behulp van dimensies van het referentiekader en aan de hand van historische redeneerwijzen.
Voorbeelden voor deze eindterm:
8.8 (D) De leerlingen analyseren binnen een gegeven probleemstelling de invloed van hun eigen standplaatsgebondenheid en die van anderen op historische beeldvorming.
Voorbeelden voor deze eindterm:
- Ontdekkingsreis Columbus: structuurbegrippen gebruiken en inleven
- Inleefoefening slavernij in de vroegmoderne tijd
- Beoordelen beeldvorming Godfried van Bouillon
8.9 (D) De leerlingen verklaren collectieve herinnering van historische fenomenen.
8.10 (D) De leerlingen analyseren betekenissen die vandaag gegeven worden aan historische fenomenen uit de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd.
Voorbeelden voor deze eindterm: