Chronologie mensensoorten
1. Welk doel streef je na?
Leerlingen plaatsen verschillende mensensoorten in de juiste chronologische volgorde
Uitbreiding:
- Leerlingen gebruiken de begrippen ‘eeuw’, ‘jaar’ en ‘jaar geleden’ om mensensoorten in de tijd te situeren.
- Leerlingen gebruiken de begrippen ‘evolutie’, ‘duur’ en ‘discontinuïteit’ om veranderingen in de anatomie van mensensoorten te omschrijven.
2. Over welk thema of onderwerp gaat de les?
De evolutie van de menselijke soorten is geen verplicht onderwerp in de lessen geschiedenis volgens de eindtermen. In het GO! wordt er wel expliciet aandacht aan besteed in de leerplannen. Los van (of aanvullend aan) de eigenlijke inhoud leent het onderwerp zich uitstekend om leerlingen te laten oefenen met chronologie. In deze les oefenen leerlingen structuurbegrippen in verband met tijd verder in. Ze plaatsen ook verschillende mensensoorten in de juiste volgorde.
3. Aan welke deelcomponent(en) van historisch denken wordt er gewerkt tijdens de les(fase)?
4. Hoe bouw je de lesfase op?
Lesfase 1: Leerlingen bestuderen verschillende schedels van mensachtigen en mensensoorten (bv. Australopithecus, Homo habilis, Homo sapiens). Met behulp van bijschriften plaatsen leerlingen deze in de juiste chronologische volgorde.
Lesfase 2: Leerlingen zoeken naar verbanden tussen de volgorde van de verschillende schedels (bv. een steeds grotere schedel, verminderde wenkbrauwboog, kleinere tanden, steeds minder vooruitstekende kaak). De leerkracht duidt nadien de oorzaken en gevolgen van deze wijzingen in de schedelbouw.
Uitbreiding Lesfase 3: Leerlingen maken een oefening waarbij ze de verschillende soorten zo exact mogelijk in de tijd situeren, en daarbij de begrippen ‘evolutie’, ‘duur’ en ‘discontinuïteit’ gebruiken.
5. Waarom werk je zo aan Historisch denken?
Structuurbegrippen: in deze lessen wordt onderscheid gemaakt tussen het aanleren van enkele basale structuurbegrippen met betrekking tot tijd (zie hierboven), en een uitbreiding waarbij leerlingen ook de begrippen ‘evolutie’, ‘duur’ en ‘discontinuïteit’ leren gebruiken. Die laatste behoren ook tot de eindtermen, maar kunnen in principe ook later worden aangeleerd. Afhankelijk van het ingeschatte beheersingsniveau van de leerlingen kiest de leraar hier daarom voor een meer of minder ambitieus leerdoel.
Orde aanbrengen in het verleden: het laten memoriseren van data kan zin hebben in een geschiedenisles, maar is zeker geen complexe vorm van historisch denken. In deze les kiest de leraar voor een opzet waarbij niet de exacte situering in de tijd centraal staat, maar wel de opvolging van de verschillende soorten, en de causale verbanden hiertussen. Het memoriseren van de tijd waarin mensachtigen en mensensoorten voorkwamen is een opstap daartoe. Het plaatsen in de juiste volgorde is daarom een oefening waarmee leerlingen ‘orde aanbrengen in het verleden’. Zo tonen ze aan dat ze inzicht hebben in de relatie tussen de verschillende mensensoorten.
- Gespreid oefenen: we gaan er hier van uit dat de begrippen ‘eeuw’, ‘millennium’ en ‘jaar geleden’ eerder al aangeleerd zijn. Deze les is dan ook bedoeld om deze begrippen verder te laten inoefenen door de begrippen toe te passen op een nieuw lesonderwerp. Voor veel leerlingen is het een moeilijke oefening om te schakelen tussen de tijdsaanduiding ‘voor Christus’ en ‘jaar geleden’. Die laatste is meer gebruikelijk bij het bestuderen van fenomenen in het paleolithicum.