De Griekse kolonisatie

1. Welk doel streef je na?

Leerlingen formuleren een historische vraag over de Griekse kolonisatie.

Leerlingen beoordelen de bruikbaarheid van een aangeboden bron voor het beantwoorden van hun historische vraag.

Leerlingen verwoorden een antwoord op hun historische vraag vanuit bronnenstudie.

Leerlingen gebruiken de begrippen moederpoleis en dochterpoleis om de Griekse kolonisatie te beschrijven.

Leerlingen benoemen hoe kolonisatie de Griekse handel beïnvloedde a.d.h.v. enkele belangrijke import- en exportproducten.

Leerlingen verklaren waarom de Grieken aan kolonisatie gingen doen in die bepaalde periode.

Uitbreiding: Leerlingen vergelijken de migratiegolf van vandaag in Vlaanderen/België of West-Europa met de kolonisatiegolf(en) bij de Grieken in de oudheid.

 


2. Over welk thema of onderwerp gaat de les?

Het onderwerp van deze les is Griekse kolonisatie. Het begrip ‘kolonisatie’ behoort tot de eindtermen van de 1e graad. Het begrip kan ook in lessen uit de 2e graad gebruikt of herhaald worden. Het begrip wordt aangehaald binnen de Griekse samenleving in de oudheid. Zo wordt gekeken hoe de Grieken koloniseerden, waarom ze dit deden en hoe dit hun samenleving beïnvloedde op de verschillende maatschappelijke domeinen. Ook worden de begrippen ‘migratie’, ‘multiculturele samenleving’, ‘moederpoleis’ en ‘dochterpoleis’ aangehaald.


3. Aan welke deelcomponent(en) van historisch denken wordt er gewerkt tijdens de les(fase)?


4. Hoe bouw je de lesfase op?

Lesfase 1: Leerlingen bekijken de bron klassikaal. Ze lezen de bron (‘De Griekse kolonisatie‘) eerst individueel door. De leraar bespreekt met de leerlingen waar de bron over gaat. Daarna gaat de leraar met de leerlingen na of het gaat om een historische bron of een historisch werk en of het een betrouwbare bron is. De leraar geeft dan de leerlingen een historische vraag over de bron, namelijk: ‘Hoe werd de Griekse kolonisatie georganiseerd?’. Er wordt besproken of de bron bruikbaar is. Daarna wordt de historische vraag beantwoord d.m.v. de gelezen bron.

Lesfase 2: Leerlingen onderzoeken nu de bron per twee. Ze krijgen de opdracht om een beschrijvende historische vraag op te stellen of/en om een evaluerende historische vraag op te stellen. Deze vragen gaan ze d.m.v. de informatie uit de bron beantwoorden. Hierbij gebruiken ze waar mogelijk de begrippen ‘kolonisatie’, ‘moederpoleis’, ‘dochterpoleis’, ‘multiculturele samenleving’ en ‘migratie’. Deze vragen en antwoorden worden dan schematisch opgeschreven door de leerlingen. Dit kan eventueel een evaluatiemogelijkheid zijn, maar kan ook klassikaal overlopen worden indien gewenst.

Verdieping Lesfase 3: Leerlingen onderzoeken de huidige migratiegolven (Vlaanderen/België in de 21e eeuw of West-Europa). Hierbij beantwoorden ze de vergelijkende historische vraag: ‘Welke gelijkenissen en verschillen zie je tussen de Griekse kolonisatie en de migratiegolven van vandaag in onze regio?’.


5. Waarom werk je zo aan Historisch denken?

Historische begrippen: de leerlingen gaan tijdens deze les verschillende begrippen bekijken. Sommige van deze begrippen zijn voornamelijk relevant bij de oude Grieken (‘moederpoleis’, ‘dochterpoleis’), andere begrippen worden vandaag nog gebruikt en zijn soms zelfs zwaar geladen (‘kolonisatie’, ‘migratie’, ‘multiculturele samenleving’). De kolonisatie van de Grieken wordt zo bekeken en verwerkt, maar ook hedendaagse spanningen worden aangehaald en geobserveerd.

Historische vragen stellen: de les focust ook op het leren formuleren van een historische vraag. Dit start vanuit een vraag die leerlingen door de leraar aangereikt wordt, en werkt dan naar een door de leerlingen opgestelde historische vraag. Via verdere sturing van de leraar en de aangereikte bron komen leerlingen dan tot eigen historische vragen die ze bij de bron kunnen stellen. Deze gaan ze dan in kleine groepjes onderzoeken.

Historische bronnen onderzoeken: de leraar geeft de leerlingen een bron, die dan onderzocht wordt. Zo bekijken ze of het gaat om een historische bron of een historisch werk, of de bron bruikbaar is om bepaalde historische vragen te onderzoeken of juist niet en of de bron betrouwbaar is.