De macht van de Etrusken
1. Welk doel streef je na?
Leerlingen interpreteren informatie uit een geschreven bron om de verspreiding van de Etrusken te achterhalen.
Leerlingen beschrijven de verspreiding van de macht van de Etrusken.
2. Over welk thema of onderwerp gaat de les?
Dit materiaal werd ontwikkeld door oud-student Andres Verstrepen binnen zijn laatstejaarsstage op het Atheneum Klein-Brabant. Deze bron werd gebruikt in een les in het 2e jaar over de Romeinse expansie doorheen de republiek, waarbij binnen een lesfase de verspreiding van de Etruskische macht werd onderzocht.
3. Aan welke deelcomponent(en) van historisch denken wordt er gewerkt tijdens de les(fase)?
4. Hoe bouw je de lesfase op?
In de lesfase wordt antwoord gezocht op de vraag tot waar de macht van de Etrusken zich verspreidde tijdens de Romeinse republiek, vooraleer het gebied (stapsgewijs) werd veroverd door de Romeinen. Een mogelijke aanpak is de volgende:
Stap 1: leerlingen onderzoeken welke gebieden stapsgewijs aan het Romeinse rijk zijn toegevoegd doorheen de republiek. Daarbij worden de Etrusken als invloedrijk en machtig volk geïntroduceerd (bv. via een kaartstudie).
Stap 2: via een variatie aan bronnen wordt onderzocht hoe groot de macht van de Etrusken precies was vooraleer de Romeinen het Italische schiereiland volledig onder controle kregen. Een van deze bronnen is een brontekst van Livius, waarin hij vanuit zijn standpunt de voormalige macht van de Etrusken omschrijft. Leerlingen bestuderen de korte brontekst met behulp van richtvragen om tot een antwoord op de historische vraag te komen (zie bijlage: Bronnenonderzoek – De Etrusken).
Voor deze bronstudie is het belangrijk dat de bron, en meerbepaald de auteur Livius, wordt gecontextualiseerd. In de bijlage is dit niet opgenomen omdat de auteur al eerder in de lessenreeks aan bod kwam.
Stap 3: het antwoord op de historische vraag wordt klassikaal vastgezet.
Een andere aanpak is ook mogelijk. Zo gebruikte Andres Verstrepen deze oefening in zijn stage als differentiatie naar tempo. Leerlingen die sneller klaar waren met de opdracht over het onderzoeken van de Romeinse expansie, kregen deze bronoefening als extra. 4/5 van de klas heeft de oefening gemaakt.
5. Waarom werk je zo aan Historisch denken?
In de bronoefening worden de drie stappen van de deelcomponent historische bronnen onderzoeken doorlopen, dit weliswaar niet alle even diepgaand. Bij een bronstudie is het niet de bedoeling dat leerlingen enkel informatie uit de bron halen, dan beperken we ons tot het begrijpend lezen. In de eindterm staat dat leerlingen de bron moeten evalueren in het licht van een historische vraag, m.a.w. welke informatie kunnen we uit de bron halen om de historische vraag te beantwoorden, maar vooral ook: hoe betrouwbaar is deze informatie? Deze bronstudie biedt hierin een laagdrempelige oefening.
De oefening komt voort uit een basisoefening die oud-studenten Andres Verstrepen en Selien Vermeiren hebben ontworpen waarin voor elk van de drie stappen in de deelcomponent ‘historische bronnen onderzoeken’ een reeks vragen zijn opgelijst die binnen een bronstudie kunnen worden gebruikt. De leerkracht selecteert in het sjabloon (Bronnenonderzoek basisversie) die vragen die relevant zijn voor de bronstudie die hij/zij wil aanbieden en past de vragen indien nodig aan de context aan. Door steeds vanuit hetzelfde sjabloon te werken, is voor leerlingen continuïteit zichtbaar in de manier waarop historische bronstudie wordt aangeboden en aangepakt in hun lessen geschiedenis.