Evolutie van menselijke soorten: oorzaak en gevolg

1. Welk doel streef je na?

Leerlingen gebruiken de begrippen ‘oorzaak’ en ‘gevolg’ om de evolutie van verschillende menselijke soorten te beschrijven.

 


2. Over welk thema of onderwerp gaat de les?

In deze les leren leerlingen over de invloed die klimaatopwarming had op de evolutie van mensensoorten. Vereenvoudigd komt dit er op neer dat klimaatopwarming leidde tot veranderende vegetatie, wat resulteerde in aangepaste leef- en eetgewoontes van verschillende mensachtigen en mensensoorten.

 


3. Aan welke deelcomponent(en) van historisch denken wordt er gewerkt tijdens de les(fase)?


4. Hoe bouw je de lesfase op?

Lesfase 1: leerlingen kijken naar een videofragment waarin de evolutie van drie soorten wordt beschreven, nl. Australopithecus, Homo habilis en Homo erectus. In het videofragment wordt een keten van verschillende gebeurtenissen vermeld. Leerlingen kijken aandachtig naar het fragment, en plaatsen nadien de verschillende gebeurtenissen in de juiste chronologische volgorde.

Lesfase 2: er wordt klassikaal gereflecteerd over de samenhang tussen de verschillende gebeurtenissen. De leraar introduceert daartoe de structuurbegrippen ‘oorzaak’ en ‘gevolg’. Aan de hand van het gegeven voorbeeld toont de leraar aan dat oorzaken en gevolgen samenhangen, en dat een gevolg nadien ook de oorzaak van een nieuw gevolg kan worden.

Lesfase 3: leerlingen vatten mondeling de oorzaak-gevolgketen samen die leidde tot het ontstaan van nieuwe menselijke soorten.

 


5. Waarom werk je zo aan Historisch denken?

Structuurbegrippen gebruiken: We mogen er niet vanuit gaan dat leerlingen vanzelf begrijpen wat oorzaak-gevolgrelaties zijn. Deze kunnen bestaan uit verschillende ketens van (meervoudige) oorzaken en (meervoudige) gevolgen. Zo heeft de val van het Romeinse rijk veel oorzaken, en zo hebben de Germaanse volksverhuizingen meerdere gevolgen. In dit voorbeeld is ‘veranderende vegetatie’ het gevolg van klimaatverandering, en tegelijk ook de oorzaak van aangepaste voedingsgewoontes. Het is ook mogelijk de oorzaak-gevolgketen nog verder door te trekken (veranderde lichaamskenmerken …).

In de eindtermen van de 1e graad staan volgende structuurbegrippen in verband met historische redeneerwijzen: naast oorzaak-gevolg zijn dit aanleiding, toeval, perspectief, historische inleving, continuïteit, verandering, argument, bewijs, gelijktijdigheid en ongelijktijdigheid, bedoelde en onbedoelde handelingen.

Enkel door expliciet aandacht te besteden aan hoe deze begrippen de structuur vormen van historische redeneringen kunnen we het historisch denken van leerlingen uitbouwen.

Historische begrippen gebruiken: de namen van de verschillende mensensoorten zijn historische begrippen die gebruikt worden in deze les. Ze behoren niet tot de eindtermen. Het zijn vrij concrete begrippen (> concreter dan bv. het meer algemene begrip ‘mensensoorten’ of ‘mensachtigen’). Omdat deze begrippen niet in de eindtermen staan, zijn ze geen doel op zich  in deze les. Ze kunnen wel eventueel als uitbreiding worden beschouwd voor sterkere of snellere leerlingen.