De Gracchen

1. Welk doel streef je na?

Leerlingen herkennen informatie over de akkerwet van de Gracchen in een antieke tekstbron.

Leerlingen beoordelen de betrouwbaarheid van een antieke tekstbron over de Gracchen.

Leerlingen leggen uit hoe de Gracchen eind 2e eeuw v.Chr. een oplossing proberen te bieden op de crisissituatie in de Romeinse republiek.

Leerlingen beargumenteren vanuit het standpunt van een rijke of arme Romein hun voor- of afkeur voor de akkerwet.

 


2. Over welk thema of onderwerp gaat de les?

De oefening past in een les(senreeks) over de crisissituatie in de late republiek van Rome, 2e jaar secundair onderwijs. De oorzaken van de crisis, nl. de grote sociaaleconomische verschillen tussen rijk en arm, en de voorgestelde hervorming van de Gracchen (waaronder de akkerwet) zijn reeds aan bod gekomen. De historische vraag die in deze les(fase) beantwoord wordt, is hoe de Gracchen een oplossing proberen te bieden voor de crisissituatie in Rome?

Dit is geen verplicht te behandelen inhoud volgens de eindtermen, maar de inhoud leent zich wel tot het inoefenen of zelfs bereiken van enkele eindtermen, zoals hierboven opgelijst. Omwille van de verschillende standpunten die in de antieke bronnen gekend zijn over deze situatie, kan standplaatsgebondenheid (bv. via het innemen van verschillende standpunten of het confronteren van deze standpunten) en bronnenkritiek getraind worden.


3. Aan welke deelcomponent(en) van historisch denken wordt er gewerkt tijdens de les(fase)?


4. Hoe bouw je de lesfase op?

Zoals vermeld is de akkerwet van Tiberius Gracchus en de heersende crisissituatie in Rome reeds gezien. In deze lesfase volgt een verwerkingsoefening om het historisch denken van de leerlingen te trainen en de leerstof verder in te oefenen: Bronoefening Gracchen.

  • Voorafgaand kan via een herhalingsvraag nog eens getoetst worden of leerlingen de voornaamste problemen in de Romeinse samenleving van de late republiek kunnen benoemen. Dit biedt mogelijkheid om het begrip ‘ongelijkheid’ – dat vermeld staat in eindterm 8.2 – te herhalen, bv. door hen na opsomming van de problemen te laten uitleggen waarom de Romeinse samenleving een ongelijke samenleving was.
  • Vervolgens krijgen leerlingen twee bronfragmenten van eenzelfde auteur, Appianus, over de akkerwet, echter zonder dat deze bij naam genoemd wordt. Op die manier kan getoetst worden of leerlingen de hervorming herkennen in de beschrijving van de bron.
  • Via bijkomende informatie over de auteur beoordelen leerlingen de betrouwbaarheid van de auteur voor het bestuderen van de late republiek.
    Het kan nodig zijn om bijkomende vragen aan te bieden die leerlingen stapsgewijs naar de evaluatievraag over de bron leiden (bv. wanneer leefde de auteur, hoeveel tijd zit er tussen de gebeurtenis waarover de bron gaat en het schrijven van de bron, had de auteur redenen om de waarheid te verdraaien …).
  • Vervolgens wordt er op inleving en standplaatsgebondenheid gewerkt: leerlingen worden gevraagd één van beide standpunten te kiezen (er kan echter ook voor gekozen worden om leerlingen een standpunt toe te wijzen) en vanuit dit standpunt een mening over de hervorming te formuleren en te beargumenteren.
    Ook hier kan het nodig zijn om richtvragen of een schrijfkader aan te bieden voor de volledige klas of voor leerlingen die daar nood aan hebben.
  • Via de volgende vraag, die echter ook klassikaal behandeld kan worden, wordt standplaatsgebondenheid verder getraind én gekoppeld aan multiperspectiviteit: leerlingen worden met het andere standpunt geconfronteerd en gevraagd vanuit hun rol te weerleggen of te bevestigen.
    Een mogelijkheid is om leerlingen in duo te laten samenzitten, waarbij in elk duo één van beide standpunten betrokken is. Leerlingen krijgen de opdracht met elkaar in gesprek te gaan over de hervorming, elk vanuit hun eigen rol, en in te gaan op elkaars argumenten voor of tegen de hervorming.
  • Tot slot wordt teruggekoppeld naar de historische vraag van deze les(fase), nl. hoe de Gracchen een oplossing probeerden te bieden voor de crisissituatie in Rome, en hoe dit tot een verdere verdeeldheid in de Romeinse samenleving leidde, die de basis vormde voor de burgeroorlogen uit de 1e eeuw v.Chr.

5. Waarom werk je zo aan Historisch denken?

In de historische context plaatsen: het in de context plaatsen van de inhoud van deze les is reeds gebeurd, herhaling is aanwezig maar in deze oefening wordt voornamelijk gefocust op het inleven in het verleden door leerlingen te dwingen een standpunt in te nemen voor of tegen de hervorming en hen vanuit dit standpunt ook te laten ingaan op tegenargumenten.

Historische bronnen onderzoeken: het spreekt voor zich dat via deze bronnenstudie het onderzoeken van bronnen wordt ingeoefend. Leerlingen gebruiken de informatie uit de bronnen en interpreteren deze om geziene leerstof te herkennen, in de context te plaatsen en een standpunt te verdedigen.

Argumenten en tegenargumenten geven: leerlingen oefenen het argumenteren in via het innemen van één van beide gestelde standpunten uit de bronnen en het verdedigen van dit standpunt door het opsommen van argumenten uit de bron (maar ook vanuit wat eerder gezien werd in de lessen). Door leerlingen vervolgens met het andere standpunt te confronteren, worden ze gevraagd tegenargumenten te formuleren.

Structuurbegrippen gebruiken: causaal redeneren is een typische historische redeneerwijze. In deze oefening wordt causaal geredeneerd met behulp van het structuurbegrip ‘oorzaak’. Het begrip wordt hier niet aangeleerd, er wordt verondersteld dat dit eerder al gebeurd is. Wel wordt het begrip (verder) ingeoefend.