Keizer Augustus

1. Welk doel streef je na?

Leerlingen beoordelen de bruikbaarheid van een historische bron voor het beantwoorden van een historische vraag over keizer Augustus.

Leerlingen onderzoeken met behulp van bronmateriaal waarom er vanaf Augustus van een Romeins keizerrijk in plaats van een republiek wordt gesproken.

Leerlingen beargumenteren waarom het bestuur van Augustus een autocratie kan worden genoemd.

 


2. Over welk thema of onderwerp gaat de les?

Leerlingen zagen al hoe Octavianus op het einde van de 1e eeuw v.Chr. aan de macht kwam. In deze les wordt de regering van keizer Augustus behandeld vanuit gevarieerde bronnen, die een beeld schetsen van verschillende aspecten van zijn beleid. Het begrip keizer wordt verbonden aan het abstractere begrip ‘autocratie’, dat in eindterm 8.2 is opgenomen.


3. Aan welke deelcomponent(en) van historisch denken wordt er gewerkt tijdens de les(fase)?


4. Hoe bouw je de lesfase op?

Stap 1: leerlingen krijgen individueel of per twee een bron over keizer Augustus. Mogelijke bronnen zijn fragmenten uit Suetonius (‘Keizers van Rome’, hoofdstuk over Augustus) of fragmenten uit actuele artikels zoals beide in bijlage (Historia nr. 9:2016 ‘Augustus kende alle kneepjes- ster in propaganda’, National Geographic Historia, nr. 1 (2016) ‘Augustus, een nieuwe huwelijksmoraal voor Rome’). Leerlingen lezen hun bron en denken erover na wat dit hen leert over keizer Augustus.

Deze oefening biedt differentiatiemogelijkheden: afhankelijk van het niveau van leerlingen kan je hen een eenvoudiger of uitdagender bron geven.

Stap 2: verspreid in het lokaal liggen bladen waarop verschillende historische vragen staan over keizer Augustus. Leerlingen gaan met hun bron door het lokaal op zoek naar de historische vraag waarop hun bron het best een antwoord biedt. Op die manier beoordelen ze de bruikbaarheid van hun bron voor het beantwoorden van een historische vraag (eindterm 8.4). Mogelijke historische vragen zijn: op welke manier bestuurde Augustus het Romeinse rijk, waarom spreken we van pax romana (Romeinse vrede) of pax augusta (vrede van Augustus) tijdens de regering van Augustus, waar in het rijk en tegen wie voerde Augustus oorlog, hoe verbeterde Augustus de leefomstandigheden in de stad Rome, op welke manier wordt Augustus in de kunst voorgesteld …?

Enkele van deze vragen bieden mogelijkheid tot het herhalen of inoefenen van begrippen die vermeld staan in eindterm 8.2, zoals ‘oorlog en vrede’.

Stap 3: leerlingen formuleren per historische vraag een antwoord op de vraag op basis van hun bronnen.

Stap 4: de vragen worden klassikaal overlopen door elk groepje leerlingen het antwoord te laten uitleggen. De leraar verbetert of vult aan.

Stap 5: de leraar komt samen met de leerlingen klassikaal en via verdere uitleg en bijvragen tot enkele conclusies, waarbij gebruik gemaakt wordt van abstractere begrippen die in eindterm 8.2 genoemd worden:
– hoe vormt de regering van Augustus een verandering ten opzichte van de voorgaande periode (republiek)?
– wat betekent keizer volgens jou? Waarom is dit een vorm van autocratie? (herhaling van begrip ‘autocratie’)
– mogelijke evaluatieve vragen: wat vind je hiervan? Vind je dit een verbetering ten opzichte van de republiek?

Vanuit de historische vraag over de manier waarop Augustus in de kunst wordt voorgesteld, kan dieper ingegaan worden op de beeldvorming van keizer Augustus (ook buiten de kunst), het begrip propaganda en hoe dit van toepassing is op zijn regering en zijn persoon. Hiermee worden eindtermen 8.6 en misschien zelfs 8.7 betrokken in verband met beeldvorming. Van hieruit is het slechts een kleine stap naar mythevorming rond de persoon van keizer Augustus, aansluitend bij eindterm 8.9.


5. Waarom werk je zo aan Historisch denken?

Historische bronnen onderzoeken: door leerlingen individueel of per twee een bron te geven en de daarbij horende historische vraag te laten zoeken én te beantwoorden, leren ze de bruikbaarheid van een bron beoordelen voor het beantwoorden van een historische vraag en relevante informatie uit een bron te halen.

Historische begrippen gebruiken: de begrippen ‘oorlog en vrede’ kunnen via één van de aangeboden historische vragen worden ingeoefend of herhaald. In het besluit wordt dieper ingegaan op het structuurbegrip ‘verandering’ en op het historische begrip ‘autocratie’. We gaan ervan uit dat dit begrip reeds eerder in het 1e jaar bij de Egyptische farao’s en misschien ook in het 2e jaar bij de Griekse tirannen aan bod is gekomen. Belangrijk is dat naar eerder geziene concretiseringen van het begrip ‘autocratie’ wordt teruggekoppeld en het begrip keizer er als een volgende concretisering aan wordt toegevoegd. Het is belangrijk dat leerlingen inzien dat dit allemaal voorbeelden zijn van het abstractere begrip ‘autocratie’.

Argumenteren: dit komt in mindere mate in deze les aan bod, maar is mogelijk in stap 4 en 5 waarin de leraar via vraagstelling leerlingen kan laten argumenteren vanuit hun bronnen over waarom we van een ‘verandering’ en van een ‘autocratie’ kunnen spreken.