Romeinse veroveringen
1. Welk doel streef je na?
Leerlingen plaatsen stappen van de Romeinse veroveringen in een correcte chronologische volgorde.
Leerlingen gebruiken het begrip ‘eeuw’ om deze stappen in tijd te situeren.
Leerlingen leggen uit hoe Rome doorheen de republiek geleidelijk van een stadstaat naar een rijk evolueerde.
Leerlingen leggen het begrip ‘imperialisme’ in eigen woorden uit in de context van de Romeinse republiek.
Leerlingen beargumenteren waarom het begrip ‘imperialisme’ vanaf de late republiek van toepassing was op Rome.
2. Over welk thema of onderwerp gaat de les?
Het lesonderwerp is de Romeinse expansie doorheen de republiek, waarbij de geleidelijk groter wordende macht van Rome in verschillende stappen duidelijk wordt. Dit onderwerp leent zich perfect tot het orde aanbrengen in het verleden en oefenen met chronologie. Structuurbegrippen i.v.m. tijd zoals ‘eeuw’ en ‘evolutie’ zijn van toepassing in deze les, evenals het begrip ‘imperialisme’, dat in de laatste fase van deze les kan worden aangebracht. Dit zijn alle begrippen die letterlijk worden vermeld in de eindtermen.
De twee historische vragen die leerlingen op het einde van de les moeten kunnen beantwoorden, zijn de volgende:
– hoe evolueerde Rome doorheen de republiek van een stadstaat naar een rijk?
– waarom kunnen we Rome imperialistisch noemen in de late republiek?
3. Aan welke deelcomponent(en) van historisch denken wordt er gewerkt tijdens de les(fase)?
4. Hoe bouw je de lesfase op?
Stap 1: leerlingen plaatsen op een (voorgestructureerde of zelf gemaakte) tijdlijn verschillende aangereikte stappen in de Romeinse expansie. Als leraar kan je zelf een keuze maken in de stappen die je leerlingen wil aanleren én in de manier waarop je deze aan leerlingen aanbiedt. Dit kan via bv. een kaartoefening of een doceerfase met kaartillustratie. Belangrijk is dat leerlingen tijdens deze fase de geselecteerde stappen op de tijdlijn plaatsen binnen de correcte eeuw in een correcte chronologische volgorde.
Sluit deze fase af met een vastzettingsmoment waarin je leerlingen bewust de begrippen ‘eeuw’ en eventueel ook ‘chronologie’ laat gebruiken.
Stap 2: leerlingen komen tot een antwoord op de vraag hoe Rome doorheen de republiek van een stadstaat naar een rijk evolueerde. Als leraar bouw je de redenering op via een stapsgewijze vraagstelling, waarbij leerlingen het begrip ‘rijk’ en het begrip ‘evolutie’ herhalen of aangeleerd krijgen.
Sluit ook deze fase af met een vastzettingsmoment waarin je leerlingen het antwoord op de historische vraag laat formuleren en hen hierin de begrippen ‘rijk’ en ‘evolutie’ laat gebruiken.
Stap 3: het begrip rijk wordt gekoppeld aan het Latijnse begrip imperium, van waaruit de brug wordt gelegd naar het begrip ‘imperialisme’. Een leraargestuurde aanpak lijkt hier aangewezen. Wanneer het begrip ‘imperialisme’ is vastgezet, laat je leerlingen als synthese van de les en vanuit hun tijdlijn beargumenteren waarom het begrip imperialisme vanaf de late republiek van toepassing was op Rome.
5. Waarom werk je zo aan Historisch denken?
Historische begrippen gebruiken: in deze les werken leerlingen met het structuurbegrip ‘eeuw’, een reeds gekend begrip. Mogelijk nieuwe begrippen zijn ‘rijk’ en ‘imperialisme’, die in deze les worden aangereikt en ingeoefend via de vastzettingsmomenten en synthesevragen. Afhankelijk van de beginsituatie van de leerlingen kan ook het structuurbegrip ‘chronologie’ in deze les worden ingeoefend. We gaan ervan uit dat dit begrip, net als het begrip ‘eeuw’, reeds eerder in de 1e graad aan bod is gekomen.
Orde aanbrengen in het verleden (in de context plaatsen): door leerlingen een selectie aan stappen binnen de Romeinse veroveringen te laten aanduiden op een tijdlijn, brengen ze orde aan in het verleden. Het is niet zo zeer belangrijk dat leerlingen alle veroveringen van de Romeinen met exacte data memoriseren. De leraar heeft de vrijheid hier een eigen selectie in te maken. Het is vooral belangrijk dat leerlingen zien hoe de macht van Rome zich geleidelijk heeft verspreid, waarbij het situeren in tijd en het kunnen plaatsen in een chronologische volgorde belangrijker is dan data memoriseren.
Argumenteren: alle voorgaande stappen gebruiken leerlingen om twee historische vragen te beantwoorden waarrond de les is opgebouwd. Vooral bij de tweede vraag, waarom het begrip ‘imperialisme’ vanaf de late republiek van toepassing is op Rome, worden leerlingen gedwongen coherente argumenten te gebruiken met informatie die in de eerste lesfasen is aangeleerd.