Sedentarisering

1. Welk doel streef je na?

Leerlingen onderscheiden de fundamentele kenmerken van nomadische en agrarische samenlevingen.

Leerlingen gebruiken de begrippen ‘oorzaak’ en ‘gevolg’ om de overgang van een nomadische naar een sedentaire levenswijze te verklaren.

 


2. Over welk thema of onderwerp gaat de les?

Het onderwerp van deze les is het onstaan van de landbouwsamenleving in de Vruchtbare sikkel. De structuurbegrippen ‘evolutie’ en ‘revolutie’ uit de eindtermen van de 1e graad (ET 8.1) spelen een grote rol in deze les. De begrippen ‘oorzaak’ en ‘gevolg’ zijn structuurbegrippen die leerlingen gebruiken om inzicht te krijgen in veranderingsprocessen. We gebruiken de begrippen hier om een historische vraag te beantwoorden (ET 8.6).

Differentiatie: we werken deze les met een uitbreidingsdoel waarbij sterke klassen of een groep van sterke leerlingen een extra doel behandelen. Zij reflecteren over de samenhang van oorzaken en gevolgen door een oorzaak-gevolgketen te tekenen. Als binnenklasdifferentiatie kan deze uitbreiding bijvoorbeeld worden aangeleerd in een miniklas waarbij de basisopdracht voor ‘kopgroep’ van leerlingen moeilijker wordt gemaakt.


3. Aan welke deelcomponent(en) van historisch denken wordt er gewerkt tijdens de les(fase)?


4. Hoe bouw je de lesfase op?

Het leerproces over het ontstaan van de landbouwsamenleving wordt opgehangen aan de structuurbegrippen ‘oorzaak’ en ‘gevolg’. Leerlingen hebben nog geen voorkennis van deze begrippen nodig.

LESFASE 1: de leraar leert leerlingen de betekenis van de begrippen ‘oorzaak’ en ‘gevolg’ aan met behulp van een videofragment. Dit fragment toont een voetballer die een penalty trapt, en daarbij een goal scoort. De leraar legt met behulp van dit fragment wat de betekenis van het begrip ‘oorzaak’ en ‘gevolg’ is.

Uitbreiding: in sterkere klassen of met sterkere leerlingen wordt ook de betekenis van het begrip oorzaak-gevolgketen geduid door te reflecteren over wat er gebeurt nadat de goal gescoord is (bv. er wordt gejuicht in het voetbalstadion, er breken rellen uit na de match …). De leraar toont ook dat het directe gevolg van de penalty (nl. er is een goal gescoord), nadien de oorzaak wordt van nog meer gevolgen (gejuich, rellen), en dat er dus een keten van oorzaken en gevolgen onstaat.

LESFASE 2: aan de hand van een filmfragment bestuderen leerlingen hoe en waarom rond 9000 v.Chr. jagers-verzamelaars zich geleidelijk vestigden in dorpen en aan landbouw gingen doen. Leerlingen benoemen de oorzaak en de gevolgen van het onstaan van de landbouwsamenleving.

Uitbreiding: nadat ze het filmfragment bekeken hebben stellen leerlingen zelf een oorzaak-gevolgketen op over het onstaan van de landbouw.


5. Waarom werk je zo aan Historisch denken?

Structuurbegrippen hebben we nodig om historische argumentaties op te bouwen, en dus om historische vragen te beantwoorden. In de eindtermen van de 1e graad staan verschillende structuurbegrippen vermeld als ‘historische redeneerwijzen’ (bv. oorzaak-gevolg, aanleiding, toeval, perspectief, historische inleving, continuïteit, verandering, argument, bewijs, gelijktijdigheid en ongelijktijdigheid, bedoelde en onbedoelde handelingen).

Om historisch denken te ontwikkelen is het belangrijk om er niet te snel van uit te gaan dat leerlingen deze begrippen kennen. Enkel door expliciet aandacht te besteden aan hoe deze begrippen de structuur vormen van historische redeneringen kunnen we het historisch denken van leerlingen uitbouwen.