Territoriale veranderingen van het Frankische rijk
1. Welk doel streef je na?
Leerlingen situeren territoriale veranderingen in het Frankische rijk op een historische kaart.
Leerlingen gebruiken de begrippen verovering, expansie, grens en verbrokkeling om de veranderende territoriale invulling in West-Europa tijdens de vroege middeleeuwen toe te lichten.
Leerlingen beschrijven gelijkenissen en verschillen tussen de Merovingische en Karolingische dynastieën, m.b.v. (historische bronnen en) werken.
2. Over welk thema of onderwerp gaat de les?
We focussen in deze les op de politieke kenmerken van de West-Europese koninkrijken tijdens de vroege middeleeuwen. Eerst bestuderen de leerlingen een historische kaart waarmee ze vaststellen dat grenzen voortdurend veranderden. Daarna gebruiken ze een aantal begrippen (die ze al langer kennen) om deze veranderende territoria, en de wijze waarop de koninkrijken bestuurd worden te analyseren.
3. Aan welke deelcomponent(en) van historisch denken wordt er gewerkt tijdens de les(fase)?
4. Hoe bouw je de lesfase op?
De les is hoofdzakelijk opgebouwd rond het gebruik (en de interpretatie) van historische kaarten over de Frankische koninkrijken.
FASE 1: Onderwijsleergesprek
De leraar bevraagt relevante voorkennis over territoriale veranderingen uit de 1egraad. Leerlingen noteren op een wisbordjes of kladblad wat ze nog weten over veroveringen bij Alexander de Grote en in het Romeinse rijk. Hetzelfde ook voor het einde van de Egyptische, Hellenistische en Romeinse imperium.
FASE 2: Stappenplan kaartlezen
Om leerlingen zelfstandig aan de slag te kunnen laten gaan gebruikt de leraar een stappenplan met richtvragen. De leerkracht overloopt een stappenplan historische kaarten begrijpen bij het begin van de lesfase. Nadien werken leerlingen in duo aan de kaartoefening.
Differentiatie. Er bestaan altijd leerlingen die het moeilijk vinden om historische kaarten te lezen. Dat geldt echter niet voor alle leerlingen. Het is dan ook vaak zinvol om hierbij te differentiëren. De twee eenvoudigste versies hier zijn:
(a) Zorg voor een meer en een minder uitgewerkte versie van het stappenplan laten gebruiken afhankelijk van hoe goed leerlingen hierin al zijn; laat sommige hulpvragen wegvallen zodat je leerlingen het stappenplan stilaan niet langer nodig hebben.
(b) Laat sommige leerlingen de les niet zelfstandig werken, maar in een miniklas. Onder de gestuurde begeleiding van de leerkracht zal iets wat ze moeilijk vinden toch haalbaarder worden.
FASE 3: Klassikale nabespreking
Hanteer bijvoorbeeld deze richtvragen voor het nabespreken van de oefening:
- Welke gebieden behoorden wel tot het rijk van de Karolingers, maar niet tot dat van de Merovingers?
- Welke gelijkenissen met de huidige kaart van Europa herken je in het Frankische rijk?
- Was het Frankische rijk groter of kleiner dan de huidige Europese Unie?
- Welke huidige lidstaten van de EU behoorden er wel of niet toe?
- Hoe stabiel waren de grenzen van het Frankische rijk? Welk structuurbegrip voor tijd is het meest geschikt om deze grenzen te beschrijven?
- Met welk rijk uit de klassieke oudheid kan je het Frankische rijk vergelijken? Welke grote verschillen bestaan er tussen enerzijds de rijken van Alexander de Grote of het Romeinse keizerrijk, en anderzijds het Frankische rijk?
5. Waarom werk je zo aan Historisch denken?
In deze les wordt gewerkt met een aantal abstracte basisbegrippen om de veranderende territoriale invulling van de Frankische rijken te beschrijven: bv. begrippen als expansie, verovering, grens … Dit zijn begrippen die op quasi elke samenleving toepasbaar zijn. Normaal gezien kennen leerlingen deze al uit de eerste graad (hoewel ze niet expliciet behoren tot de eindtermen van de 1egraad, komen ze in principe wel indirect aan bod wanneer begrippen als ‘rijk’ of ‘imperialisme’ besproken worden).
TIP: pas aan het begin van de les ‘retrieval practice’ toe: vraag leerlingen naar hun voorkennis. Laat hen in hun geheugen graven naar welke ‘rijken’ ze vorig jaar al bestudeerden, en welke territoriale veranderingen ze daarbij bestudeerden. Mogelijke voorbeelden zijn de veroveringstochten van Alexander de Grote (en het uiteenvallen van zijn rijk), de Punische oorlogen, de uitbreiding en het verval van het Romeinse rijk … Laat hen daarbij expliciet de begrippen gebruiken die in deze les ook aan bod komen.
Door middel van een kaart (historisch werk) worden deze begrippen voor de Frankische samenleving in hun historische context geplaatst: ze leren bv. dat onder Clovis en zijn opvolgers het rijk uitbreidde, dat er verbrokkeling was tussen de Merovingers en de Karolingers, en dat het rijk van Karel de Grote in 3 stukken verdeeld werd bij het verdrag van Verdun.
Het structuurbegrip ‘verandering’ vormt een rode draad doorheen deze les: leerlingen gebruiken het voortdurend om de ‘veranderende territoriale invulling’ van de Frankische rijken te bespreken.
TIP: laat leerlingen zelf actief (mondeling of schriftelijk) het begrip ‘verandering’ gebruiken wanneer ze een antwoord geven op vragen. Wanneer je dit als conditie stelt voor het formuleren van een correcte antwoord op een vraag krijg je complexere en meer beargumenteerde antwoorden.