Versailles
1. Welk doel streef je na?
Leerlingen beoordelen de betrouwbaarheid van een primaire bron over Versailles.
Leerlingen verklaren vanuit een primaire bron waarom in de vroegmoderne tijd een bepaald beeld van Versailles gecreëerd werd.
Leerlingen achterhalen vanuit een primaire bron hoe de absolute macht van de Franse vorst ondermijnd werd.
2. Over welk thema of onderwerp gaat de les?
Dit materiaal werd ontwikkeld door oud-studente Selien Vermeiren binnen haar laatstejaarsstage op het Sint-Jan Berchmansinstituut te Puurs. Deze bron werd gebruikt in een lessenreeks over het vorstelijk absolutisme in Frankrijk in een 4e jaar secundair onderwijs. Les 1 van de lessenreeks focust op het vorstelijk absolutisme van Lodewijk XIV, met vervolg in een tweede les waarin ook de ondermijning van de absolute macht van de vorst wordt onderzocht.
Deze lessenreeks werd opgebouwd op basis van de methode Memoria 4 met volgende verwijzing: Boelens, S., Geuens, K., et. al. (2015). Memoria 4 Handboek. Kalmthout: Uitgeverij Pelckmans.
3. Aan welke deelcomponent(en) van historisch denken wordt er gewerkt tijdens de les(fase)?
4. Hoe bouw je de lesfase op?
In de laatste lesfase van deze lessenreeks wordt onderzocht wat de absolute macht van de vorst ondermijnde. Daarbinnen wordt eerst bekeken welke groepen in de samenleving zich benadeeld voelden door het vorstelijk absolutisme en waarom precies. Van hieruit wordt vervolgens een specifiek voorbeeld in detail onderzocht vanuit een bronnenstudie: Bronnenonderzoek – Versailles
De bron zelf staat in het handboek van Memoria 4. Via toevoeging van extra informatie over de auteur en een diepgaander vraagstelling, worden leerlingen meer uitgedaagd om aan historisch denken te doen. Zo achterhalen ze waarom de auteur een negatief beeld over Versailles wilde creëren. Ze worden gedwongen na te denken over de waarheidsgetrouwheid van dit beeld en hun conclusie toe te lichten. Vervolgens worden deze conclusies gebruikt om de historische vraag van deze lesfase (‘wat ondermijnde de absolute macht van de vorst?’) te beantwoorden.
5. Waarom werk je zo aan Historisch denken?
In de bronoefening worden de drie stappen van de deelcomponent historische bronnen onderzoeken doorlopen, waarbij vanuit een verkenning van de inhoud uit de bron en informatie over bron, een beoordeling van de betrouwbaarheid van de bron wordt gevraagd om deze informatie tot slot te gebruiken om de historische vraag te beantwoorden. Bij deze laatste stap wordt van de leerlingen verwacht een argumentatie te geven voor hun conclusie. Hiermee wordt ook de deelcomponent argumenteren van het historisch denken getraind.
De oefening komt voort uit een basisoefening die oud-studenten Andres Verstrepen en Selien Vermeiren hebben ontworpen waarin voor elk van de drie stappen in de deelcomponent ‘historische bronnen onderzoeken’ een reeks vragen zijn opgelijst die binnen een bronstudie kunnen worden gebruikt. De leerkracht selecteert in het sjabloon (Bronnenonderzoek basisversie) die vragen die relevant zijn voor de bronstudie die hij/zij wil aanbieden en past de vragen indien nodig aan de context aan. Door steeds vanuit hetzelfde sjabloon te werken, is voor leerlingen continuïteit zichtbaar in de manier waarop historische bronstudie wordt aangeboden en aangepakt in hun lessen geschiedenis.